De boomgaard

In Nederland wordt al eeuwenlang fruit geteeld in hoogstamboomgaarden. Het vermoeden is dat de Romeinen ooit de fruitteelt naar Nederland haalden. In de middeleeuwen werd fruit vooral geteeld in kloostertuinen, bij kastelen en op landgoederen. Pas later werd fruitteelt onderdeel van het gemengde bedrijf, en vond je ook boomgaarden rond boerderijen. Vanaf 1950 verdwenen de hoogstambomen en deden de laagstamboomgaarden hun intrede. Bij de Warmoes zijn we trots op onze hoogstamboomgaard met ruim 40 verschillende rassen.

Dames en heren, eet veel verschillende appels en peren
In de boomgaard van de Warmoes telen we kersen, pruimen, appels, peren, moerbeien, kweeën en mispels. Ook hebben we twee specifieke, Lentse rassen. De ‘Lentse rode’ is een appel, en het ‘Lents witje’ is een pruim. Er stonden doorgaans veel verschillende rassen fruitbomen in de boomgaard. Bij ons is dat nog steeds zo. Er zijn vroege appels en late peren, zodat de warmoezenier van juni tot november fruit kon verkopen. De spreiding in het moment van oogsten zorgde er ook voor dat je niet heel veel arbeidskrachten in één keer nodig had.

Veel variatie in ras en verwerkingsmogelijkheden
Al die verschillende rassen smaken anders en zijn ook anders te gebruiken; als handfruit, stooffruit, voor jam, taart of sap, om mee te koken of om te laten drogen. Loop een rondje en ontdek de verschillende rassen.

Groei & bloei
Aan het einde van de 19e eeuw maakten fruitboomgaarden een echte opmars. In die eeuw was er sprake van een landbouwcrisis, waardoor boeren overstapten van graanteelt naar grasland en fruitteelt. Die combinatie was geweldig handig: door de hoge stammen van de fruitbomen, konden de dieren onder de bomen grazen. Wellicht dat daar de andere benamingen van de hoogstamboomgaard vandaan kwamen: fruitweide, kalverboomgaard en varkensboomgaard.

Van bijzaak naar hoofdzaak
De warmoezeniers in Lent teelden zowel groente als fruit. Het fruit was voor eigen gebruik bedoeld, maar natuurlijk ook voor de verkoop. Lent ligt nog net in de Betuwe, en de vruchtbare grond in deze streek is uitermate geschikt voor het telen van fruit. Voor de meeste boeren bleef de fruitteelt echter meer een bijzaak dan de hoofdmoot. De grootste uitbreiding in de geschiedenis van de hoogstamfruitteelt vond plaats tussen 1920 en 1930. In de ‘roaring twenties’ was er dus zowel letterlijk als figuurlijk sprake van een flinke fruit-’boom’…

Berooid achterblijven
Het hoogtepunt van de fruitteelt in de hoogstamboomgaard lag rond 1950. Daarna zette de daling in. De reden was – zoals zo vaak – economisch van aard: de opkomst van de moderne fruitteelt, de komst van rassen op laagstam en de intensivering en specialisatie van agrarische bedrijven. De meeste hoogstamboomgaarden zijn na 1960 gerooid, vooral na invoering van zogenaamde ‘rooipremies’ door de Europese Unie. Die rooipremies werden in het leven geroepen om enorme overschotten aan fruit terug te dringen.

Bij bomen is het goed wonen
Veel boomgaarden zijn verdwenen, maar de belangstelling groeit gelukkig weer, vanwege de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de hoogstamfruitboomgaard. Oude boomgaarden vertellen ons bijvoorbeeld veel over de opbouw van het landschap. De boomgaarden waren immers vaak verbonden aan de plekken waar mensen woonden. De bomen stonden voornamelijk op de oeverwallen; de hogere gelegen delen langs de rivier. Dat is – niet zonder toeval – ook het deel waar mensen woonden.

De lentse fruitteelt
Aan het begin van de twintigste eeuw maakten vele Lentse warmoezeniers met een boomgaard de stap naar intensieve fruitteelt: het fruit zou voortaan ook verhandeld worden. De ‘Engelse boomgaard’ was het meest in trek: hoogstam- en laagstambomen, maar ook struiken stonden door elkaar, het liefst met zoveel mogelijk verschillende fruitsoorten. Die diversiteit bleek in de praktijk moeilijk te onderhouden, en dat leverde dan ook niet erg veel op. Rond 1920 begonnen de warmoezeniers dan ook te experimenteren met meer uniforme boomgaarden. Monoculturen – waarbij telers zich concentreren op één soort – waren nog een stap te ver, maar wel werden appels en peren gecombineerd, of pruimen, kersen en perziken. Door onderzoek en keuringen kwam men erachter welke rassen het beste verkochten. Zo kregen telers een voorkeur voor populaire soorten. Dat maakte het onderhoud van zo’n boomgaard iets makkelijker, maar de strijd was nooit gestreden: het binnen de perken houden of voorkomen van ziekten en insecten vereiste bij elke soort een aparte aanpak. Dat was erg arbeidsintensief en duur. Daarom stapten de meeste telers in de jaren dertig uiteindelijk toch over op het telen van een monocultuur.

Kersenfeesten
Lent moet vol hebben gestaan met kersenbomen. Rond de overgang van de 18e naar de 19e eeuw was het in de kersentijd feest in Lent. Feest met een groot hart, want grote groepen armere kinderen uit Nijmegen kwamen met de pont over de waal, en in Lent mochten ze zoveel kersen eten als ze konden. Volgens de overlevering was het een hele gebeurtenis, met manden vol kersen, zingende kinderen, spelletjes, dans en muziek.

Zwakke en sterke schakels
De warmoezeniers plantten in hun boomgaard om en om bomen met een zwak en met een sterk groeiende onderstam. In dit zogenaamde ‘blijver-wijker’-systeem werden de snelle groeiers gerooid wanneer de langzame groeiers volwassen waren en genoeg fruit droegen. Tot het zover was, werd ook het fruit van de snel groeiende bomen geoogst en verkocht. Bij de Warmoes werd ook het blijver-wijker systeem toegepast. In een paar rijen is dat nog te zien.

Akkers tussen de bomen
De warmoezeniersbedrijven waren gemiddeld één hectare groot. Heel veel ruimte was er dus niet. Om zoveel mogelijk opbrengst van de grond te hebben, werden er tussen de rijen bomen ook akkers aangelegd voor het telen van groente. Bij de Warmoes hebben we ook kleinfruit tussen de akkers staan, maar we kunnen niet helemaal achterhalen of dat vroeger ook al werd gedaan. Naarmate de bomen groter werden, werden de akkers kleiner. Op een gegeven moment werden de bomen zó groot, dat ze enorm veel fruit opbrachten. Zo verdwenen de akkers helemaal. Bij de Warmoes laten we dit oude systeem graag zien.